Pagina's

zondag 1 augustus 2010

Nog even niet





Vier weken geleden is het inmiddels. Vier weken geleden publiceerde ik mijn meest recente blogtekst. Met uitzicht op de ingepakte rugzakken, de klaargelegde paspoorten, mijn witte armen en handen, in die staat van uitgeputheid die optreedt als je laatste vakantie alweer een jaar geleden is. Met een hoofd vol werk en studie, drukte en ideeën waar eigenlijk geen energie meer voor was, wat laatste gepieker over dit en dat en bovenal een onweerstaanbare zin om dit alles achter me te laten.

Nu, vier weken later tik ik mijn eerste post-vakantie stukje. Met uitzicht op twee wasrekken vol zomerse was. Op een smetteloos huis (want voor de vakantie helemaal gepoetst). Op mijn bruine armen, de witte streepjes op mijn vingers als ik mijn ringen iets opzij schuif, de kast waarin de rugzakken weer zijn opgeborgen (en deze keer niet voor een jaar! Maar daarover later meer). Met een hoofd vol zoete, warme, prachtige en soms onbeschrijflijke ervaringen.
De zee van Kroatië, met dat heldere blauw-groen waardoor je werkelijk iedere steen, zandkorrel en zee-egel kon zien. De eilanden in de Adriatische zee, vooral dat ene onbewoonde en verlaten. De meren en watervallen in het Plitvice-park. De halve finale in Dubrovnik. De finale op een terras aan de boulevard in Split. Die troostwijntjes op die binnenplaats midden in de stad, met romantische gitaarmuziek die alle Oranje-pijn net zo snel deed verdwijnen als de maan en sterren begonnen te schitteren boven ons hoofd. Van de 36 graden in Zagreb, waardoor meer dan siësta en wijn daar niet mogelijk was. De grensovergang met Montenegro en Slovenië, waar door streng kijkende grenspolitie het paspoort grondig werd geïnspecteerd. Van Bled, dat meer, die wandeling, die tocht door de bergen. Ljubljana, Sloveense hoofdstad en ontdekking van de eeuw (heimwee). Van Wenen, mooi maar stug en oneerlijk. Bratislava, licht en kleurrijk gecombineerd met oostblok-grijs. En tenslotte Boedapest. Soms heb je van die plekken waar alles klopt. Waar je je meteen kunt voorstellen dat je er woont. Waar je het museum vindt waar je toch zeker eens per maand een kijkje zou nemen, dat park waar je je luie zondagen zou doorbrengen, die koffietent waar je de krant zou lezen en die kroeg waar je onmiddellijk het predikaat ‘stam’ op zou plakken. Dat vond ik in Boedapest.

Wat was het erg om dit alles achter te moeten laten. Gelukkig zijn er de foto’s. Maar vooral de beelden in het hoofd. Dat hoofd vol met al dit moois, zonder een spoor van gepieker, en de wens om het gevoel van deze reis zo lang mogelijk bij me te houden. Waardoor dit ook het enige is dat ik momenteel kan schrijven. De reis heeft zelfs mijn voortdurende drang tot opinie getemd. Even vind ik niets. Even heb ik geen mening. Even ‘ben’ ik gewoon.

Morgen begin ik weer op mijn vaste werk. Overmorgen lees, hoor of zie ik hopelijk weer iets waarover ik werkelijk moét schrijven. Volgende week begin ik aan de eerste van die paar leuke opdrachten die op me wachten. In september wacht mij in Utrecht het derde jaar Filosofie.

Maar nu koester ik ze nog even, die laatste uurtjes. De laatste uurtjes van die heerlijke dromerige, ontspannen en lichamelijk lichtelijk vermoeide toestand, die voortvloeien uit al het moois, fijns en goeds dat die sprookjesachtige zaligheid die ‘vakantie’ heet, mij de afgelopen weken heeft gebracht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten