Pagina's

woensdag 20 april 2011

Als we maar niet de eerste zijn

Zaterdagavond, een feestje bij een vriend. Hoe laat begint het, informeert E. bij mij. ‘Om half negen. Dus als we om negen uur gaan fietsen, zijn we er vroeg zat’, hoor ik mezelf antwoorden. Want ook ik doe mee aan die trend die zich, tegelijk met de weg naar het volwassen worden, langzaam maar steeds zekerder manifesteert in de etiquette aangaande het bezoeken van sociale evenementen: we willen vooral niet als eerste arriveren. Terwijl we maar wat graag bijzonder willen zijn als het gaat om ons cadeau, onze kleding (stel je voor dat iemand hetzelfde shirtje aan heeft) en graag ook nog onze grapjes, zijn we als de dood om de unieke positie in te nemen van de eerste die de nog angstvallig lege woonkamer van de gastheer betreedt. En dat terwijl we diezelfde gastheer geen groter plezier kunnen doen dan de stilte en leegte in zijn woning te verlossen door de voordeurbel in te drukken, waarna dat felbegeerde gevoel van opluchting zich van hem meester kan maken: gelukkig, men is niet vergeten dat ik een feestje geef.

Maar voor bezoekers van feesten en partijen staat ‘als eerste arriveren’ hoog in de lijst van genante en koste wat kost te vermijden situaties. Ik vind het fascinerend, vooral omdat ik het zelf ook zo sterk ervaar. Werd je als kind geacht om stipt op tijd op kinderfeestjes te arriveren, omdat anders het programma in de soep liep en de auto naar het zwembad/bowlingbaan/McDonald’s al vertrokken was; als volwassene kom je liever iets later. Als het feestje al een beetje op gang is, de eerste borrels genuttigd zijn, de sfeer wat losser is, er meerdere mensen zijn om mee te praten. Maar vooral: om niet de indruk te wekken dat het betreffende feestje het enige is dat je die dag op het programma had staan. Want , zo verwoordde E. het onlangs mooi: het staat zo desperate als je als eerste op de stoep staat.

Ik ervaar zelf precies dit gevoel, en toch is het rationeel niet te verklaren. Want voor wie staat het desperate? Niet voor de gastheer, die dolblij is dat hij niet meer in zijn eentje in de woonkamer hoeft zitten wachten op het bezoek. Niet voor de andere gasten, die maar wat opgelucht zijn dat jij de eerste bent, zodat zij niet in die gevreesde positie terecht komen. Het lijkt een van die verschijnselen die gebaseerd zijn op de mening van een ongrijpbare en niet te definieren buitenwereld. Een buitenwereld die voornamelijk lijkt te bestaan in ons hoofd. En die het ons behoorlijk lastig kan maken.

Onlangs had ik een erg belangrijk feestje, waar voor mij veel vanaf hing. Zorgvuldig plande ik mijn vertrek: de aanvangstijd was half negen, en omdat mijn imago die avond allesbepalend was, leek me iets na half tien een mooie tijd om mijn entree te maken. Het was een halfuur rijden, dus ik vertrok om negen uur. Helaas verdwaalde ik jammerlijk, reed ik rondje na rondje, en kwam ik uiteindelijk pas na halfelf, hijgend, gestrest en gefrusteerd binnengestormd. Het feest was in volle gang, ik had de openingsspeech gemist, en het duurde nog een halfuur voordat ik mezelf weer bij elkaar had geraapt.

We willen zo graag druk en belangrijk blijven, dat we alles in het werk stellen om duidelijk te maken dat het betreffende feestje voor ons niet het belangrijkste is dat we die dag te doen hebben. En dat we vooral niet de hele avond zitten wachten tot het feestje begint. Terwijl het hier natuurlijk wel op neerkomt. Want de activiteiten waar we de tijd mee vullen voordat we een uur na aanvangstijd op het feest arriveren, overstijgen over het algemeen niet het niveau van langer op de bank zitten, tv kijken, nutteloos surfen op internet of zelfs nog even een rondje fietsen, ‘anders zijn we zo vroeg’.
En laten we eerlijk zijn. Wat staat nou eigenlijk wanhopiger?

dinsdag 5 april 2011

'Waarom drink jij geen wijn?'

‘Een cola light, alsjeblieft’, bestelde ik bij de ober tijdens een etentje met vrienden. Nog voordat ik de zin helemaal had uitgesproken, zag ik zes paar ogen verwachtingsvol mijn kant op schieten. ‘Zou het eindelijk zo ver zijn?’ vroegen die collectief. Het moest haast wel. Het etentje had plaats in mijn woongemeente, ik was op de fiets, dus geen enkel excuus om niet het voor mij tijdens dergelijke gelegenheden gebruikelijke glas wijn te bestellen. Een vriendin waagde het er op. ‘He Suus, waarom drink jij geen wijn?’ vroeg ze op haar meest onschuldige toon. Ik begon uit te leggen dat ik de avond ervoor meer alcohol geconsumeerd had dan goed voor me was, en dat alleen al de aanblik van een glas wijn mij niet vrolijker maakte. Ik zag het ze niet geloven, en ik hoorde ze rekenen. Een maand geleden dronk ze nog wel wijn, dus dan zal over een week of acht het grote nieuws wel verteld kunnen worden. Het kon immers niet anders dan dat ik zwanger was.

Het moest ook wel een keer, want ik ben toch alweer zo’n anderhalf jaar getrouwd, de dertig al twee jaar gepasseerd, en behoor inmiddels tot de laatste der mohicanen als het op kinderen aankomt: vrijwel ieder stel in mijn vriendenkring mag zich inmiddels vader en moeder noemen. Vanzelfsprekend zullen wij toch binnenkort ook wel die stap maken?
Vlak voor onze bruiloft stelde mijn man nog voor om tijdens zijn bedank-speech terloops te laten vallen dat hij zwak zaad zou hebben, om die eventuele hints naar ons moment van voortplanting de grond in te boren. Mijn verwerping van zijn plan doet me nu op de blaren zitten. Want er gaat geen gelegenheid voorbij of de vraag wordt gesteld: of het bij ons nog niet begint te kriebelen?

Authenticiteit en individuele keuzes worden vandaag de dag gepredikt als het recept voor een gelukkig en succesvol leven. In vele landen controversiële zaken zoals homoseksualiteit, abortus en euthanasie, vinden we hier doorgaans prima. Maar zodra iemand in onze omgeving op het gebied van bijvoorbeeld relaties of kinderen een niet-standaard keuze dreigt te maken, schieten we verrassend vaak en snel in de ‘doe maar normaal’-modus, en blijken afwijkingen van het standaard plaatje van relatie, samenwonen en kinderen – minimaal twee – ineens heel eng te zijn.

Mijn goede vriend, die al bindingsangst voelt opkomen bij het aanschouwen van een stel dat hand in hand loopt, moet steevast de vraag aanhoren ‘wanneer hij nu eens een leuke relatie krijgt’. Want, zo stelde een kennis onlangs, ‘nu je de 35 gepasseerd bent, wordt het toch wel eens tijd om je verantwoordelijkheden te nemen’. Trouwen en kinderen dus, in de belevingswereld van die kennis. Dat mijn vriend in zijn eentje vele malen gelukkiger is dan hij was ten tijde van zijn amoureuze escapades, doet blijkbaar niet ter zake.
Ook mijn gescheiden vriendin moet inmiddels al een aantal jaren uitleggen dat zij niet zit te wachten op een nieuwe relatie: ja, dat dat vast heel leuk kan zijn, maar nee, dat zij na een reeks teleurstellende ervaringen wel klaar is met mannen. ‘Alsof ik in mijn eentje niet voldoende ben’, verzucht zij wel eens. ‘Ben ik soms pas compleet als er een vent naast me zit?’
Een andere vriendin heeft weliswaar ‘keurig’ een relatie, maar woont niet samen met haar lief, tot wederzijdse grote tevredenheid. Behalve tot die van de buitenwereld. ‘Maar gaat het dan wel goed tussen jullie?’, is de bezorgde vraag die haar doorgaans ten deel valt.

Of neem mijn kinderloze vriendin. Op haar ontkennende antwoord op de vraag of zij kinderen heeft, volgt standaard de vraag of haar vriend en zij ze niet wilden, of dat zij ze niet konden krijgen. Ik zie al voor me dat we op een feestje, in een gesprek met iemand met overgewicht, diegene vragen of het zijn eigen keuze is om dik te blijven, of dat hij een aandoening heeft. We zouden het niet in ons hoofd halen. Maar iemand zonder kinderen? Die mag zich wel eens even verantwoorden. Zelf moet ik, wanneer het ter sprake komt, nog steeds uitleggen waarom mijn ouders destijds slechts één kind hebben gekregen. Want van kinderen krijg je er minstens twee, zo geldt nog steeds de gangbare overtuiging. Het mag dan momenteel gebruikelijker zijn voor stellen om het er bij één te laten; de reproductieve perikelen van nota bene mijn ouders dienen wel even toegelicht te worden.

Hoe authentiek we ook willen zijn: met mensen die we niet kunnen plaatsen in de standaard levenswandel, blijven we moeite houden. Onze verwachtingspatronen aangaande bepaalde zaken des levens zijn zo ingesleten, dat we een verklaring verwachten voor alles wat afwijkt. En intussen zo lang de keuze voor de normale weg nog open ligt, blijven we hopen, en vol verwachting frisdrankdrinkende vriendinnen in de gaten houden, uitkijkend naar een blijde boodschap. Want met ‘gewone’ keuzes kunnen we altijd nog het beste leven.

Begint het bij jullie al te kriebelen?

‘Een cola light, alsjeblieft’, bestelde ik bij de ober tijdens een etentje met vrienden. Nog voordat ik de zin helemaal had uitgesproken, zag ik zes paar ogen verwachtingsvol mijn kant op schieten. ‘Zou het eindelijk zo ver zijn?’ vroegen die collectief. Het moest haast wel. Het etentje had plaats in mijn woongemeente, ik was op de fiets, dus geen enkel excuus om niet het voor mij tijdens dergelijke gelegenheden gebruikelijke glas wijn te bestellen. Een vriendin waagde het er op. ‘He Suus, waarom drink jij geen wijn?’ vroeg ze op haar meest onschuldige toon. Ik begon uit te leggen dat ik de avond ervoor meer alcohol geconsumeerd had dan goed voor me was, en dat alleen al de aanblik van een glas wijn mij niet vrolijker maakte. Ik zag het ze niet geloven, en ik hoorde ze rekenen. Een maand geleden dronk ze nog wel wijn, dus dan zal over een week of acht het grote nieuws wel verteld kunnen worden. Het kon immers niet anders dan dat ik zwanger was.

Het moest ook wel een keer, want ik ben toch alweer zo’n anderhalf jaar getrouwd, de dertig al twee jaar gepasseerd, en behoor inmiddels tot de laatste der mohicanen als het op kinderen aankomt: vrijwel ieder stel in mijn vriendenkring mag zich inmiddels vader en moeder noemen. Vanzelfsprekend zullen wij toch binnenkort ook wel die stap maken?
Vlak voor onze bruiloft stelde mijn man nog voor om tijdens zijn bedank-speech terloops te laten vallen dat hij zwak zaad zou hebben, om die eventuele hints naar ons moment van voortplanting de grond in te boren. Mijn verwerping van zijn plan doet me nu op de blaren zitten. Want er gaat geen gelegenheid voorbij of de vraag wordt gesteld: of het bij ons nog niet begint te kriebelen?

Authenticiteit en individuele keuzes worden vandaag de dag gepredikt als het recept voor een gelukkig en succesvol leven. In vele landen controversiële zaken zoals homoseksualiteit, abortus en euthanasie, vinden we hier doorgaans prima. Maar zodra iemand in onze omgeving op het gebied van bijvoorbeeld relaties of kinderen een niet-standaard keuze dreigt te maken, schieten we verrassend vaak en snel in de ‘doe maar normaal’-modus, en blijken afwijkingen van het standaard plaatje van relatie, samenwonen en kinderen – minimaal twee – ineens heel eng te zijn.

Mijn goede vriend, die al bindingsangst voelt opkomen bij het aanschouwen van een stel dat hand in hand loopt, moet steevast de vraag aanhoren ‘wanneer hij nu eens een leuke relatie krijgt’. Want, zo stelde een kennis onlangs, ‘nu je de 35 gepasseerd bent, wordt het toch wel eens tijd om je verantwoordelijkheden te nemen’. Trouwen en kinderen dus, in de belevingswereld van die kennis. Dat mijn vriend in zijn eentje vele malen gelukkiger is dan hij was ten tijde van zijn amoureuze escapades, doet blijkbaar niet ter zake.
Ook mijn gescheiden vriendin moet inmiddels al een aantal jaren uitleggen dat zij niet zit te wachten op een nieuwe relatie: ja, dat dat vast heel leuk kan zijn, maar nee, dat zij na een reeks teleurstellende ervaringen wel klaar is met mannen. ‘Alsof ik in mijn eentje niet voldoende ben’, verzucht zij wel eens. ‘Ben ik soms pas compleet als er een vent naast me zit?’
Een andere vriendin heeft weliswaar ‘keurig’ een relatie, maar woont niet samen met haar lief, tot wederzijdse grote tevredenheid. Behalve tot die van de buitenwereld. ‘Maar gaat het dan wel goed tussen jullie?’, is de bezorgde vraag die haar doorgaans ten deel valt.

Of neem mijn kinderloze vriendin. Op haar ontkennende antwoord op de vraag of zij kinderen heeft, volgt standaard de vraag of haar vriend en zij ze niet wilden, of dat zij ze niet konden krijgen. Ik zie al voor me dat we op een feestje, in een gesprek met iemand met overgewicht, diegene vragen of het zijn eigen keuze is om dik te blijven, of dat hij een aandoening heeft. We zouden het niet in ons hoofd halen. Maar iemand zonder kinderen? Die mag zich wel eens even verantwoorden. Zelf moet ik, wanneer het ter sprake komt, nog steeds uitleggen waarom mijn ouders destijds slechts één kind hebben gekregen. Want van kinderen krijg je er minstens twee, zo geldt nog steeds de gangbare overtuiging. Het mag dan momenteel gebruikelijker zijn voor stellen om het er bij één te laten; de reproductieve perikelen van nota bene mijn ouders dienen wel even toegelicht te worden.

Hoe authentiek we ook willen zijn: met mensen die we niet kunnen plaatsen in de standaard levenswandel, blijven we moeite houden. Onze verwachtingspatronen aangaande bepaalde zaken des levens zijn zo ingesleten, dat we een verklaring verwachten voor alles wat afwijkt. En intussen zo lang de keuze voor de normale weg nog open ligt, blijven we hopen, en vol verwachting frisdrankdrinkende vriendinnen in de gaten houden, uitkijkend naar een blijde boodschap. Want met ‘gewone’ keuzes kunnen we altijd nog het beste leven.