Pagina's

vrijdag 2 september 2011

De chauffeur hóórde de piepende banden niet eens

Rustig draaide het witte busje de bocht om, met in zijn kielzog een klein, met reclameteksten bedrukt wagentje dat een fractie groter was dan een Smart. Het busje nam de tijd, zocht blijkbaar naar het juiste adres, en reed na een korte aarzeling de stoep op, daarbij verzuimend aan te geven in welke richting hij van plan was zich te bewegen. Dit tot groot verdriet van de bijna-Smart-bestuurder, die zich inderdaad een seconde moest inhouden voor het busje. Met een felle zwaai aan het stuur maakte deze vervolgens een overdreven ruime bocht langs het busje, om zich vervolgens met piepende remmen, een druk op de claxon en een opgeheven vuist uit de voeten te maken.

Van langzaam busje noch agressief bijna-Smartje had ik als fietser en buitenstaander in deze kleine verkeersvete last, en daarom kon ik de situatie eens objectief en zonder gevoelens van welke categorie dan ook analyseren. En wat ik observeerde, was dat niet de pittige bijna-Smartbestuurder was hier als dominante partij fungeerde. Het was de zich van geen kwaad bewuste chauffeur van het busje die hier voor de toeschouwer als morele winnaar uit de bus kwam. De chauffeur die geen grotere misdaad had begaan dan zoeken naar het huisnummer waar hij wezen moest, en – waarschijnlijk uit vreugde het juiste adres gevonden te hebben – verzuimde zijn knippertje aan te zetten, kalm zijn wellicht wat onhandige rustig en onbekommerd over zich heen liet komen. Het was een overwinning van de rust op de onrust, het ‘zijn’ versus het ‘was jij gvd maar wat sneller en alerter’, de vreedzaamheid versus de agressie. Agressie tegen een daad waar wij ons – laten we eerlijk zijn – allemaal schuldig aan maken. Want wie is er nu niet af en toe lomp, onhandig of domweg asociaal in het verkeer?

Verkeerslompheid kent waarschijnlijk hetzelfde fenomeen als hetgeen het blad J/M in 2007 na onderzoek ontdekte: net zoals driekwart van de ouders zich ergert aan andermans kind, maar de eigen bloedjes voorbeeldig opgevoed vindt, zo vindt waarschijnlijk ook (meer dan) driekwart van de verkeersdeelnemers zichzelf een toonbeeld van begrip, voorkomend- en oplettendheid. Maar praat hen niet van al die andere minkukels op de weg. Het aantal dagdromers, bellers, slakken, tour-de-France-wannabees en andere dwarsliggers is werkelijk niet te tellen, zal iedere willekeurige weggebruiker vol overtuiging beweren. Het is dan ook niet raar dat we ons regelmatig moeten bedienen van middelvinger, claxon, bel, opgeheven vuist of stemgeluid. Ze vragen erom!

Als stevig doorfietsende verkeersdeelnemer in één van de vier grote steden zal ik dat laatste zeker niet ontkennen. Want ook verbaas me er nog dagelijks over dat ik het er zowel op de heen- als de terugweg heelhuids van heb afgebracht, en luid bellen, uitroepen van frustratie en piepende fietsbanden zijn activiteiten die mij allerminst vreemd zijn.
Maar het simpele gegeven dat zich vandaag aan mij openbaarde, bij het aanschouwen van het tafereeltje tussen busje en bijna-Smart, was dat het enige slachtoffer van middelvingers, vuist, piepende banen of scheldkannonade toch echt degene zelf is die scheldt, met vuisten schudt of de prutser in het verkeer voor rotte vis uitmaakt. De chauffeur van het busje hoorde de piepende banden niet eens. De opgeheven vuist zag hij al helemaal niet door de snelheid waarmee de bijna-Smart de bocht om was gescheurd. Het gebaar, de boodschap die de andere partij wilde overbrengen, kwam bij gebrek aan een geschikt medium geheel niet over. Een schuldgevoel? Als voorbeeldige chauffeurs die we onszelf plegen te vinden, zullen we hooguit denken: mogen wij ook een keer iets langzamer rijden dan wellicht de bedoeling is? We doen het altijd al zo goed?

Het kleine schouwspel tussen de twee weggebruikers openbaarde aan mij ineens zo duidelijk de treurige zinloosheid van agressieve reacties op stuntelaars. Agressie die dankzij de solide schil waarin automobilisten zich bevinden – zowel fysiek als geestelijk, vanuit de vermeende superioriteit ten aanzien van alle anderen in het verkeer – op niemand anders terugslaat dan onszelf. 1-0 voor het busje.