Pagina's

vrijdag 12 april 2013

'Jij Europeaan!'


'Mooi hoor, Australië. Maar ik zou hier niet willen wonen, het is zó ver weg van alles.' Ik was 22, liep mijn droomstage in een droomstad en werd geconfronteerd met een deel van mijn identiteit dat tot dan toe voor mijzelf volstrekt onopgemerkt was gebleven.
Namelijk: de Europeaan in mij, die er na die opmerking onmiddellijk verbaal van langs kreeg van mijn beduidend kosmopolitischer stagebegeleider. 'Wat nou, ‘ver weg van alles’? Bullshit! Zuidoost-Azië is just around the corner, Nieuw-Zeeland is two steps away…You have such a Eurocentred vision of the world.'
Om de hoek, dacht ik? Eurocentrisch? Waar heeft hij het over? Op weg naar Sydney had ik een tussenstop gemaakt in Indonesië, waar ik met dat opgeluchte gevoel van ‘we zijn er bijna’ mezelf na twaalf uur uit het eeste vliegtuig had gewurmd. Me niet realiserend dat ik nog zeven uur te gaan had voordat ik eindelijk op Australische grond zou landen. En dat noemde mijn stagebegeleider dichtbij? Dichtbij, dat vond ik Parijs, dat op drieënhalfuur treinen vanuit mijn woonplaats lag. Maar niet een regio waarvoor een vliegreis nodig was van dezelfde duur die mij vanuit Nederland aan de andere kant van de Atlantische oceaan kon doen belanden, in dat centrum van de wereldmacht. Dichtbij en Zuidoost Azië: een contradictio in termini, concludeerde is.

Mijn eurocentrische wereldbeeld had mij er blijkbaar van weerhouden in te zien dat afstand en positie beide een relatieve kant bezitten die alles met gevoel en ervaring, en weinig met objectief meetbare feiten te maken heeft. Het is dezelfde soort relativiteit die maakt dat wat voor Nederlanders een onmogelijk in één dag af te leggen afstand is, Down Under als een een ‘nice drive’ kan worden beschouwd. Ik sprak er mensen die werkten in Sydney en woonden in Brisbane, en iedere maandagochtend het vliegtuig pakten naar hun werkstad en vrijdagmiddag weer terug vlogen. Vonden ze heel gewoon.
Vrienden mailden mij dingen als ‘wat grappig dat je nu de hele tijd ondersteboven loopt’, wat de hele ervaring van aan-de-andere-kant-van-de-wereld-zijn tot een bijna mythische maakte, en associaties opriep met driebenige, tweehoofdige wezens. Maar in Sydney ging iedereen óók iedere dag naar zijn werk, naar de kroeg, naar het strand, naar huis. In die wereld waar ik tot dan toe geen weet van had, leefden de mensen (rechtop) heel gewoon en on-mythologisch hun leven alsof ze het centrum van de wereld waren. Iets dat ze in hun ervaring natuurlijk ook gewoon wáren.

Down Under ontdekte ik de Europeaan in mij, die de wereld inderdaad beschouwde vanuit de met de paplepel ingegoten visie dat Australië ver weg is van alles dat er in mijn eurocentrische wereldbeeld toe deed. Eenmaal verknocht aan het land en drie 36-uur-lange-vliegreizen er naar toe later, is de mentale afstand tussen het land en mijzelf kleiner dan die tussen mij en Delfzijl. Door de ander – in dit geval een land, of beter: een continent – te leren kennen, is hij nu allang geen vreemde meer. Losgeweekt van de mij zo vertrouwde positie in de wereld kon ik dat voor het eerst inzien.

Onlangs kocht ik een wereldkaart waarbij het zuidelijk halfrond centraal staat. Iedere keer als ik er naar kijk, herinner ik mij hoe de Europeaan in mij wakker werd – en vanaf dat moment een stukje opschoof, in zuidoostelijke richting.