Pagina's

maandag 17 december 2012

Ontwikkelingshulp is geen liefdadigheid

Ontwikkelingshulp een linkse hobby? Niets van waar, betoogt de Duitse filosoof Thomas Pogge. Nota bene in het schadebeginsel van John Stuart Mill, de grondlegger van het liberalisme, ligt verankerd dat ontwikkelingshulp net zo goed past bij rechtse liberalen. Rijke Westerse landen dragen bij aan het ontstaan en in stand houden van armoede in de wereld, wat ontwikkelingshulp tot een negatieve plicht voor zowel links als rechts maakt.

Hoe? Lees hier mijn essay in het decembernummer van Filosofie Magazine.

zondag 16 december 2012

Dat onmiskenbare NS-toontje

Zou het rust geven? Een houvast zijn in de hectische dagelijkse praktijk? Kuddegedrag? Codetaal voor de in-crowd En na hoeveel tijd zou het zich openbaren - een week? Een paar maanden?
In alle onzekerheid die een rit met de trein met zich meebrengt, is er voor de reiziger één constante factor: de toon waarop en woorden waarmee het NS-personeel ons bericht over al dan niet vertraagde aankomst- en vertrektijd, tussengelegen stations, overstapmogelijkheden en het feit dat het nog geen negen uur is en er dus niet met korting mag worden gereisd. Excuses, triomfantelijkheden (want op tijd aangekomen), reisdetails: op dat onmiskenbare NS-toontje komen ze tot ons. Een toon die verraadt hoeveel keren het riedeltje al is opgedreund en waaruit dus een heel voorzichtige schatting te maken valt van het aantal ritten Den Haag - Utrecht de betreffende conducteur al in (goede) banen heeft geleid. En een vocabulaire dat niet uitblinkt in originaliteit. Of ik nu mijn dagelijkse Randstedelijke forenzentraject afleg, in zuidelijke regionen trein of naar het hoge noorden reis: de trein vertrekt standaard "in de richting van station X", "zal onderweg nog stoppen te", en nadat in de buurt van een aankomststation waar we "over enkele ogenblikken"zullen aankomen" het vervolgtraject is besproken, volgt steevast: "maar nu eerst, Utrecht Centraal". Hoewel dit natuurlijk feiten zijn die onlosmakelijk met de dienstverlening van een spoorwegvervoerder verbonden zijn, is het toch opmerkelijk dat in de veelheid van manieren waarop deze gebracht kan worden, alle terugvallen op eenzelfde taalmelodie.
De intonatie is onmiskenbaar. "Over enkele ogenblikken Den...Haag....Cen.....traal", waarbij 'over enkele ogenblikken' op hoge en opgewekte toon wordt aangezet, afzakkend naar laag wanneer de plaatsnaam nadert. Bij een stad met een R in de naam wordt deze letter extra nadruk meegegeven: "Rotterrrrrrrdam/Amsterrrrrrrrrrrdam Centraal".
Wanneer de "eindbestemming" nadert, worden de reizigers behoed voor velerlei kwalen. Zo moeten we vooral aan onze "persoonlijke eigendommen" denken (dus niet aan die van een ander) en deze niet alleen een gedachte gunnen, maar "ook meenemen".
Jong of oud, man of vrouw, autochtoon of allochtoon: welke stem er ook uit de speaker klinkt, allen klinken eenduidig. Misschien staan de mededelingen aldus beschreven in de studieboeken van de conducteursopleiding en moet men ze zo vaak opdreunen dat verse conducteurs taalkundig al geprogrammeerd zijn voordat ze hun eerste intercity klaarmaken voor vertrek. Misschien is het beroepsjargon, net zoals managers collectief over uitdagingen in plaats van problemen spreken en een overleg tussen twee mensen op menig kantoor een 'bila' heet. Een soort onderlinge taalkundige verbondenheid: wij begrijpen elkaar.
Houden zo. In een zo aan externe invloeden onderhevige dienstverlener als de NS is het wel zo fijn om érgens op te kunnen vertrouwen. Al is het dan op de taal.