Pagina's

vrijdag 6 januari 2012

Wanneer is iemand oud genoeg om voor op te staan?

'Ben je gek kind, ik kan makkelijk staan', sprak de tandeloze bejaarde man stralend nadat ik hem plichtsgetrouw mijn plaats in de tram had aangeboden. Het leek mij een wat optimistische kijk op zijn realiteit, maar goed, ik vond het allang best: ik had aangeboden, hij had geweigerd, ik kon blijven zitten.

Het tegenovergestelde deed zich ooit voor in een volle spitstrein. Mijn twee reisgenoten en ik hadden een traject van ruim een uur voor de boeg, en waren blij op het nippertje drie legen stoelen te hebben veroverd. Terwijl wij het ons gemakkelijk maakten en onze meegebrachte lectuur tevoorschijn haalden, stapten drie dames van een jaar of vijftig in. Vanuit mijn ooghoeken zag ik ze heen en weer lopen, en vervolgens tot de conclusie komen dat er geen plek meer vrij was. Het verongelijkte gemompel van hun kant zwol aan tot een luidkeels 'en niemand die aanstalten maakt zijn plaats af te staan aan oudere medereizigers!'. We keken elkaar aan, haalden onze schouders op en verdiepten ons weer in krant en tijdschrift: geen haar op ons hoofd die eraan dacht onze stoel af te staan aan deze verre van bejaarde dames.

En dan is er nog de keer dat ik wel door de grond kon gaan van plaatsvervangende schaamte, toen een man in de bus zijn plaats aanbood aan een jonge, ogenschijnlijk zwangere vrouw, met de woorden 'jij bent zwanger, ga jij maar zitten'. Stilte. En dan: 'Ik ben niet zwanger.'

Pre-bejaarden
Opstaan in het openbaar vervoer: het is ons van jongs af aan ingepeperd, maar deze omgangsregel zorgt iedere busrit weer voor een enorm dilemma. Want hoe nobel het ook mag zijn om een medereiziger je plaats aan te bieden, de nonverbale boodschap die daarmee gepaard gaat is onherroepelijk die van 'u bent behoorlijk veel ouder dan ik, u houdt een kwartiertje staan in de bus waarschijnlijk niet vol'. Ai.
Nou zal dit bij een kromlopende oudere met wandelstok of rollator doorgaans - uitzonderingen daargelaten - niet veel anders dan sympathie opwekken. Maar wat te doen met de subcategorie, de mensen van zestig en begin zeventig? Ik merk dat ik steeds vaker twijfel wanneer een babyboomer bus of tram instapt: opstaan of niet? Deze club ziet er namelijk doorgaans allesbehalve verteerd, verrimpeld en afgeleefd uit, en de kans is groot dat deze pre-bejaarden zichzelf nog midden in het leven vinden staan, en dreigen hun kinderen te onterven als deze het wagen hun ouders 'oud' te noemen. Als ik hen was, zou ik het gruwelijk vinden als een jonge blaag het waagt te suggereren dat ik te oud was om te staan in de bus. Daarom aarzel ik om mensen deze vraag te stellen, en blijf ik soms vaker zitten dan misschien fatsoenshalve zou moeten. Echt rustig zit ik dan niet meer, maar toch houdt de angst om iemand oud te noemen mij aan mijn stoel gekluisterd.

Schizofreen
Achter dit dilemma gaat volgens mij de schizofrene relatie schuil die onze samenleving onderhoudt met het fenomeen 'ouder worden'. Aan de ene kant willen we allemaal dolgraag zo oud mogelijk worden en doen we er doorgaans zoveel mogelijk aan die honderd te halen. Honderdjarigen krijgen de burgemeester op bezoek, en voor ouderen die nog 'alles zelf doen' is niets dan lof.
Tegelijkertijd is 'oud gevonden worden' onze ergste nachtmerrie, en stellen we alles in het werk om dat proces van ouder worden zo onzichtbaar mogelijk te laten verlopen. Op een bepaald moment (ik weet niet wanneer, die grens heb ik nog niet bereikt) beginnen we vreselijk krampachtig te doen als naar onze leeftijd wordt gevraagd. Ik had ooit een collega die pertinent weigerde te vertellen hoe oud ze was. 'Wat word je er nu wijzer van als je mijn leeftijd weet?', was haar redenatie. Maar juist het feit dat ze zoiets eenvoudigs geheim wilde houden, intrigeerde mij, en maakte mij er meer dan ooit op gebrand haar cijfers te onthullen.
Van uiterlijke maatregelen tot gedrag, alles stellen we in het werk om te voorkomen dat men ons oud vindt, hetgeen in onze maatschappij eigenlijk synoniem is voor 'afgeschreven'.

Compliment
En daarin schuilt ook de crux van het opstaan-probleem. Ik ben bang om iemand te beledigen door hem/haar als niet-in-staat-om-te-staan te bestempelen - en daarom blijf ik soms langer zitten dan moreel acceptabel is. Als ik daarmee iemand tekort doe, dan spijt dat mij oprecht. Maar u kunt het beschouwen als een groot compliment: namelijk dat u er zodanig jong, vitaal en energiek uitziet dat ik u nooit in de categorie ouderen had geplaatst waarvoor ik behoor op te staan. Wees daarom dankbaar en blij, en vooral niet boos, als het lot u treft dat u moet staan in de tram.