Pagina's

maandag 19 december 2011

Voor wie is kerst eigenlijk nog leuk?

‘Als ik eerst maar eens de kerst overleef. Dan zien we in januari wel weer verder’, snottert een collega wiens relatie recentelijk op de klippen is gelopen. Diezelfde avond belt een vriendin om haar hart te luchten over de komende feestdagen, die ze noodgedwongen wederom grotendeels in de auto zou doorbrengen: haar ouders wonen in Zeeland, die van hem in de kop van Noord-Holland, en beide stonden erop met een bezoekje vereerd te worden. Luisterend naar haar tirade blader ik de stapel reclamefolders door die ik uit de brievenbus heb gevist, vol met beloftes en tips voor een stressvrije en zorgeloze kerst.
Van iets wat oorspronkelijk bedoeld is al een vredig feest ter ere van de geboorte van Christus, hebben we het nodig gevonden twee dagen te maken waarop eenzaamheid dubbel zo hard aankomen, verdriet en verlangens extra sterk worden gevoeld, en idyllische kersttaferelen in tijdschriften, zoetsappige kersthits en de door etalages en kerstkaarten opgedrongen nostalgie ons toeschreeuwen dat kerst feitelijk alleen maar vredig is als je gelukkig bent. Tel daarbij op de stress en het geregeld die regeren tijdens en vooral voorafgaand aan kerst anno 2011, en ik vraag me steeds vaker af: voor wie is kerst eigenlijk nog leuk?

Niemand alleen met kerst
Toen ik klein was, gingen we standaard met kerst op bezoek bij een tante die weduwe was. Op mijn vraag waarom we dat toch ieder jaar deden, legde mijn moeder uit dat kerstdagen heel moeilijk zijn als iemand waarvan je houdt, er niet meer is. Later maakte ik mee dat vrienden die veel te vroeg een ouder verloren, in december ondervonden dat het jaar - buiten de verjaardag en sterfdatum van de overledene - nog twee dagen telde die ze maar al te graag zouden overslaan. Met kerst mag niemand alleen zijn, vinden we eensgezind, en mensen in onze omgeving die net iemand hebben verloren, wensen we met kerst eerder sterkte dan geluk. Maar waarom vinden we het dan uberhaupt nodig een feest te hebben waarop alleen-zijn zoveel erger is dan op gewone dagen? Waarom blijven supermarktgidsen en damesbladen ons onder de neus wrijven dat kerst hét feest is voor familiegeluk? En waarom blijven we kortom van kerst een feest maken dat een bijzonder groot aantal mensen liever ziet gaan dan komen – iets waar we, gezien het feit dat doorgaans weinig mensenlevens gespaard blijven van verdriet, op een dag allemaal mee worden geconfronteerd?

Onderhandelen
Toen haar kinderen nog minderjarig waren, was kerst voor mijn gescheiden vriendin een hel. Weken van tevoren moest ze onderhandelen met haar ex over de verdeling van de kerstdagen, en de dag die de kinderen bij hun vader en diens nieuwe vriendin waren, was voor haar nauwelijks door te komen. Dolblij was ze als 27 december was gekomen; dan was alles tenminste weer normaal.
Een vrijgezelle vriendin verzucht ieder jaar rond kerst: “Daar gaan we weer. Iedereen zit gezellig met zijn geliefde onder de boom, en ik ben natuurlijk weer alleen.” Een single kennis gaat standaard op reis in december: “Alles behalve wéér in mijn eentje aan het kerstdiner te moeten verschijnen.” Jaren geleden ging mijn toenmalige relatie kort voor kerst uit. Hoewel ik het eens was met de breuk, vond ik die kerstdagen niet om door te komen. Aangezien het niet mogelijk is een winkel in te lopen zonder te horen dat ‘alone on Christmas’ toch wel een heel gruwelijk lot is, moet je wel erg manmoedig in het leven staan om zich toch niet enigszins ‘lonely this Christmas’ te gaan voelen als er niemand is om een romantisch kerstdiner mee te nuttigen.
Maar ook voor gezinnen is kerst geen zegen. Het aantal echtscheidingen kent al jaren een piek in januari en februari; ‘de feestdagen’ vormen blijkbaar vaak de druppel die de emmer doet overlopen. Om me heen hoor ik louter gezucht en gesteun als het om de kerstdagen gaat: vanwege de vele kilometers die gemaakt moeten worden om alle ouders te vriend te houden, maar ook, zoals een vriend verwoordde, ‘omdat het die dag per se gezellig en sfeervol moét zijn.’ In tegenstelling tot zo ongeveer ieder ander land hebben we het ook nog nodig gevonden om twéé kerstdagen in te stellen, waardoor het moeilijk is een excuus te bedenken om één van de ouders maar een jaartje over te slaan.

Stress
En dan hebben we het ook nog klaargespeeld om, naast ons werk, de hypotheek, het weer en de economie, die twee vrije dagen in december als bron van stress te bestempelen. Stress over de kerstkaarten, de jaarlijkse update van het vrienden- en kennissenbestand. Vooral de niet-ontvangen papieren wensen brengen stress met zich mee. Ieder jaar krijg ik van mijn moeder een uitgebreid verslag van wie die het gewaagd heeft om géén kaart te sturen, en de onverlaten die mijn moeder juist van jaar lijst had geschrapt maar van wie ze tot haar irritatie nu juist wél een kaart heeft ontvangen. Stress over de planning: welke dag bij wie? Stress over het menu, over de bereiding van de rollade, de inkopen, of alle ingrediënten wel voorradig zijn. Stress over de kilo’s die er na het vreten op aarde onherroepelijk aan zijn gevlogen, en hoe we die er in hemelsnaam weer op tijd af krijgen voor de zomer.

Paradox
Het is de paradox van onze tijd: het feest van vrede en geluk brengt ons meer onvrede, stress en frustraties dan ons lief is. Aangezien de betekenis van kerst over het algemeen gereduceerd is tot ‘eten’ en ‘vrije dagen’ (als de kalender meeziet), en de oorspronkelijke boodschap van kerst nog maar op zo’n wankele basis kan rekenen, stel ik voor kerst af te schaffen en die twee vrije dagen gewoon aan iedereen cadeau te geven, om op een eigen gekozen moment te besteden en er naar eigen wensen een feest van te maken. Het leven is immers te kort voor feestdagen die zoveel narigheid veroorzaken dat het aantal mensen dat er oprecht en onbezorgd van kan genieten, steeds meer in de minderheid lijkt te zijn.

Dit artikel is maandag 19 december gepubliceerd op www.opiniestukken.com

donderdag 8 december 2011

Laat topsporters na de wedstrijd met rust!

Vlak na een nederlaag moeten topsporters of coaches zich voor de camera verantwoorden voor hun tegenvallende prestaties. Een dergelijke publieke schandpaalbehandeling zou de doorsnee werknemer nooit pikken. Waarom laten we sporters dit wel ondergaan?

Zwaar teleurgesteld verlaat hij het veld. Ajax is zojuist met 3-0 verslagen door rivaal FC Utrecht, en trainer Frank de Boer kan wel janken. Het gaat al niet best dit seizoen, en nu is het ook tegen mindere broeder Utrecht niet gelukt. De Boer wil maar één ding: met gierende banden weg uit Utrecht, terug naar huis, om een flinke borrel te drinken en deze ellendige dag zo snel mogelijk weer te vergeten. Maar De Boer is een sportman in hart en nieren, en weet precies wat hem te doen staat. Hij zucht eens diep, recht zijn schouders en begeeft zich naar het hol van de leeuw waar de camera en de grote, zwarte microfoon met daarboven het gezicht van de verslaggever op hem wachten. ‘Zo, Frank, dat was een enorm slechte wedstrijd van Ajax. Gaat het nog goedkomen dit seizoen?’ Met zijn gezicht in de eeuwige diepe plooi geeft hij braaf en professioneel antwoord. Nee, Ajax had niet goed gespeeld en had deze nederlaag echt alleen aan zichzelf te danken. Nee, zorgen maakte hij zich niet, maandag wordt er gewoon weer met frisse moed getraind; en volgende week nieuwe ronde, nieuwe kansen. Vijf minuten later is de beproeving voorbij, en kan de trainer van Ajax alsnog de veilige aftocht blazen naar de kleedkamer.

Kletsnat
Als je wint in de sport, heb je vrienden; als je verliest, moet je wel met een heel goed verhaal komen. Vrienden, dat zijn in dit geval het Nederlandse publiek – zelf met veel moeite in staat zich een keer per week van de bank af te hijsen om naar de sportschool te gaan - dat een verklaring eist wanneer ze haar hooggespannen verwachtingen van haar favoriete sporters niet gerealiseerd ziet worden. ´We’ hadden goud verwacht, en moeten ons nu tevreden stellen met een plaats ver buiten het podium! Hoe kon dat gebeuren? Was de voorbereiding niet goed geweest? Staat de relatie met de coach ter discussie? Niks eerst uitrazen met de teamgenoten, stiekem met iets gooien in de kleedkamer, of de tranen ongegeneerd laten vloeien op de schouder van mams: de interviewer rust doorgaans niet voordat onomwonden is erkend dat de prestatie inderdaad niet goed was. Zwemmers mogen zich niet eens afdrogen voordat de camera hen in een hoek heeft geduwd: nog nahijgend van de race en kletsnat moet Femke Heemskerk afgelopen weekend tekst en uitleg geven over haar tegenvallende race. De teleurstelling en kwaadheid op zichzelf waren van het gezicht van Epke Zonderland af te lezen toen hij een paar weken geleden voor volk en vaderland moest verklaren hoe het toch kwam dat zijn prestatie op de ringen niet goed genoeg was voor een rechtstreeks ticket voor de Olympische Spelen. Niet de eigen familie, maar de pers is de eerste die een schaatser te woord moet staan na net tien kilometer uit zijn of haar benen te hebben geperst.

Politici en topbestuurders kiezen doorgaans zelf hun moment om te worden bevraagd: tijdens een georganiseerde en geregisseerde persconferentie, of een vooraf gepland en doorgesproken interview; waarin maar al te vaak op de vele verschillende buiten de persoon zelf liggende oorzaken wordt gewezen die tot een bepaalde onwenselijke uitkomst hebben geleid. Wie toch in het wild belaagd wordt, op het Binnenhof of de voordeur van het bestuursgebouw bijvoorbeeld, kan zich rustig van een ‘geen commentaar’ bedienen. Van sporters lijkt echter te allen tijde sportief gedrag te worden verwacht. De schuld afschuiven, bijvoorbeeld op de scheidsrechter, het weer of het nare publiek van de thuisclub: een sporter komt er niet mee weg. Met de billen bloot en hand in eigen boezem.

‘De eindredactie heeft zitten slapen’
En dat terwijl we ons zelf na een blunder maar al te graag verschuilen; letterlijk, tussen de veilige muren van ons huis, of figuurlijk, achter uitvluchten en excuses. Na een veeg uit de pan van een leidinggevende voelen we ons ten diepste beledigd; iedereen kan toch wel eens een fout maken? Om daarna weer over te gaan tot de orde van de dag. Ik had ooit een collega die bij iedere taalkundige fout in een door hem geschreven artikel steevast naar de eindredactie wees: ‘die prutsers’ die ‘hebben zitten slapen’ hadden die fout er uit moeten halen. Ook een klassieker: ‘Ik heb wel gewaarschuwd dat dit plan niet zou werken, maar ja, de rest wilde het per se doordrijven. En nu zitten we met de gebakken peren. Aan mij heeft het in ieder geval niet gelegen.’ En als we dan al een fout toegeven, benadrukken we maar wat graag dat niemand perfect is, iedereen fouten mag maken en het erg wel saai zou worden als er geen fouten meer werden gemaakt.
Topsporter en coach kunnen zich echter niet verschuilen, en het afschuiven van de schuld op een ander zou het oordeel over de persoon in kwestie niet ten goede komen. Is die behoefte aan een uitleg van het falen van een sporter compensatie voor ons eigen alledaagse bestaan? Jaloezie op degenen die wel boven het maaiveld uitsteken: ‘Als je dan zo goed bent, waarom doe je nu dan niet wat we van je verwachten?’

Quootjes jagen
Behalve medelijden met de bezwete sporters op de journalistieke pijnbank, vraag ik me bovendien af wat zo’n ‘eerste reactie’ toevoegt aan wat we zojuist in het veld, op de baan of in het zwembad hebben zien gebeuren. Dat Epke baalt van zijn eigen prestatie, en er keihard tegenaan gaat om alsnog dat startbewijs te krijgen voor de Spelen, moge logisch zijn. Dat Frank de Boer zwaar de pe in heeft, kan iedereen met enig inlevingsvermogen ook wel bedenken.

Laat sportjournalistiek ons informeren en inspireren met verslagen, live uitzendingen, diepte-interviews over de drijfveren, pieken en dalen van sporters, en de handel en wandel van het beleid dat achter de zichtbare sportwereld schuil gaat. Maar laat ze ophouden met dat primaire, hijgerige ‘jagen op een quootje’ van een uitgeputte speler of coach. Laat die jongens en meiden na een verloren wedstrijd gewoon datgene doen waar we doorgaans na een minder goede prestatie allemaal behoefte aan hebben: hun eigen gezelschap kiezen om de teleurstelling te verwerken. Zeer kleine kans dat de camera van Studio Sport hoog op het lijstje favorieten staat.

Dit artikel is gepubliceerd www.opiniestukken.com

Eerder publiceerde ik daar een artikel over de behandeling van sollicitanten.

vrijdag 2 december 2011

Wie een kind in de strijd gooit, wint altijd

Werkende ouders hebben het maar zwaar. Ze moeten meer ballen in de lucht houden dan ze vingers aan hun hand hebben, moeten hun aandacht verdelen over meer onderdelen dan het menselijke brein kan verwerken, en komen chronisch tijd, slaap en begrip tekort. Maar wat die ouders niet beseffen, is dat ze een wapen bezitten dat krachtiger is dan werkende niet-moeders ooit tevoorschijn kunnen toveren. Dat wapen is Het Excuus. Het Excuus dat altijd en overal doorslaggevender, indrukwekkender en sterker is dan welk ander excuus dan ook, en daardoor in de pikorde der excusen steevast bovenaan zal staan. En dat excuus is precies datgene wat ze ongetwijfeld vaak achter het behang willen plakken: hun kind.

Verse munt
Ga maar na. In een uitlopende vergadering pakken op een gegeven moment twee mensen (m/v) hun spullen in. Met een verontschuldigende blik naar de voorzitter zegt de één: “Het spijt me, maar ik moet er vandoor. De opvang sluit om zes uur en ik moet mijn kind voor die tijd ophalen. Tot morgen.” Nummer twee, met diezelfde schuldbewuste blik, zegt: “Het spijt me, maar ik moet ervandoor. Ik heb beloofd lekker uitgebreid te koken voor mijn partner vanavond, en ik moet nog verse munt halen voor door het toetje voordat de winkel dicht gaat, mijn tanden poesten en een luchtje opdoen, want het wordt gegarandeerd feest in bed vanavond. Bovendien heb ik mijn achturige werkdag er inmiddels ruimschoots op zitten. Tot morgen.”
Drie keer raden wie degene is die louter begrip ten deel valt, en wie nooit in zijn werkende leven meer serieus zal worden genomen. Goed geraden. Dat een kind verplichtingen, eerder vertrek, latere aankomst, negen-tot-vijf mentaliteit en telefoontjes tussendoor naar opvangende (schoon)ouders met zich meebrengt, vinden we volledig acceptabel en bovendien heel gewoon. Natuurlijk, er wordt wel eens gemopperd als de collega’s met werk blijven zitten dat door noodgedwongen snel vertrek van de moeder of vader blijft liggen. Maar we begrijpen het wel. Een ziek, jong kind laat je nu eenmaal niet alleen thuis, en die tijden van die creches, tja, deed de overheid daar maar eens wat aan. Daar kunnen die ouders immers ook niets aan doen.

Fles whisky
Maar een collega zonder kinderen moet het eens in zijn hoofd halen om op maandag te besluiten: ik ga niet werken, ik neem een vrije dag. Waar de snipperdagende moeder op begrip en sterkte kan rekenen, is de niet-moeder al snel oncollegiaal en vooral ‘weird’, omdat ze haar collega’s het werk laat opknappen om zelf een dagje te shoppen met vriendinnen, liggend op de bank een fles whisky leeg te zuipen, of een privésauna te bezoeken met zijn of haar geliefde. Een noodgedwongen avondbijeenkomst plannen? De balletlessen en voetbaltrainingen tellen steevast zwaarder dan geplanden kroegavonden met vrienden als het gaat om redenen waarom een bepaalde avond afvalt als mogelijkheid. Overwerk? De mensen met kinderen hebben eenvoudigweg ‘geen keus’: klokslag zeven uur moeten de minderjarigen nu eenmaal in bed liggen.

Weloverwogen keuze
En het merkwaardige is: of iemand nu op maandagmiddag om half vijf de deur uitrent omdat ie zijn kroost van de opvang moet halen, of om naar zijn favoriete soap te kijken, beide betreft het omstandigheden die vrijelijk gekozen zijn. De overgrote meerderheid van de ouders heeft weloverwogen besloten op een bepaald moment de pil uit het raam te flikkeren en nageslacht te gaan produceren, net zoals de niet-moeders en vaders bepaalden dat As the world turns toch wel een geweldige vrijetijdsbesteding is. Waarom wordt de één dan wel als rechtvaardige grond voor werkonderbrekingen gezien, en de ander niet? Omdat het zo belangrijk is dat aan die 7 miljard wereldburgers nog een 7-miljard-en-eerste wordt toegevoegd? Ik mag het toch niet hopen.

Huiswerk
Werkende ouders: realiseer u eens hoe bevoordeeld u bent. Niet vanwege die wolk van een baby die u dagelijks toelacht als u doodmoe en gefrustreerd uit de file uw huis binnen komt rennen. Maar omdat u beschikt over het excuus der excusus dat u in de positie stelt geheel legitiem en met louter begrip van uw omgeving uw werk op tijd te verlaten, onder vervelende avondafspraken uit te komen, en omdat u tijdens een oersaaie verjaardag altijd die ene zin bij de hand hebt die u op elk gewenst moment uit de hoge hoed kunt toveren: ‘Ik moet gaan, ik heb Sanne beloofd te helpen met haar spreekbeurt.’