Pagina's

woensdag 5 november 2014

Het is duidelijk: één kind is niet genoeg

Daags na de geboorte van mijn dochter appte ik vanaf mijn kraambed vrienden en familie het blijde nieuws. Trots en vooral opgelucht vermeldde ik erbij dat alles uitstekend was verlopen: de bevalling was in drie uur gepiept. “Drie uur??” schreef een vriendin terug. “Pas dan maar op bij de volgende, die komt meestal nog sneller.”
Met een blik op mijn nog geen 24 uur oude baby en de naweeën nog in mijn lijf, las ik haar bericht. De volgende? dacht ik verdwaasd. Welke volgende?
Toen ik ruim een jaar geleden mijn zwangerschap wereldkundig maakte, slaakte ik in stilte een zucht van opluchting. Eindelijk zouden we af zijn van alle stille hints, vragen (variërend van belangstellend tot brutaal) en veelbetekenende blikken als ik een avond aan de Spa rood zat. Het laatste hokje in het rijtje relatie-samenwonen-trouwen-baby was immers aangevinkt; aan alle maatschappelijke verwachtingen aangaande ons persoonlijk leven hadden we netjes voldaan. Check. Maar de navelstreng was nog maar nauwelijks doorgeknipt of het werd me duidelijk dat er stiekem een hokje aan de lijst was toegevoegd: namelijk ‘de volgende’. De betreffende vriendin bleek namelijk niet de enige die van ons een strategisch meerjarenplan verwachtte voor het produceren van nageslacht. Bij de nabespreking van mijn bevalling knipoogde de verloskundige dat de snelheid waarmee mijn dochter ter wereld was gekomen, ‘veel beloofde voor de toekomst’. Na een week nam de kraamhulp afscheid met de woorden: “Hopelijk zie ik jullie weer bij het volgende kind!” Een vriendin van mijn moeder presteerde het om haar felicitatie aan de dolblije kersverse oma te laten volgen door de woorden: “Eén kleinkind is géén kleinkind hoor. ”
De boodschap is duidelijk: mijn dochter is niet genoeg. Behalve ‘hop naar een nieuwe job’ moet ik blijkbaar ook zo snel mogelijk ‘hop naar een nieuwe baby’; er wordt nog net niet bij gezegd dat er ‘altijd wel ergens een betere’ is. En dat terwijl tegelijkertijd boeken over mindfulness en leven in het nu als warme broodjes over de toonbank gaan en we massaal klagen over de jachtige maatschappij waarin we steeds maar méér moeten. Maar alle mindfulle ambities verdwijnen als sneeuw voor de zon als het over kinderen gaat.
Vertel ik desgevraagd tegen vrienden dat ik het leven als werkende moeder behalve heel leuk, ook best zwaar vindt? “Wacht maar tot de tweede er is. Dán wordt het pas zwaar.” Een collega op kraamvisite bewonderde ons ruime huis. “Ruimte genoeg voor de volgende”, stelde hij vast. Een tante constateerde dat het ontwerp van ons geboortekaartje – een wereldbol met daarop hand in hand een vader, moeder en kindje - bij ‘de volgende’ moeiteloos herhaald kon worden. Het elfjarige buurmeisje toonde zich echter erg bezorgd toen ze zag dat het plaatje van het geboortekaartje op het nieuwe naambord bij onze voordeur prijkte. “Waar moet dan jullie volgende baby komen te staan?” Niets leven in het nu. Meer, meer, méér! Wat wij zelf willen? Daar wordt letterlijk niet eens naar gevraagd: over de eventuéle volgende gaat het nooit.
Een single vriendin van me ervaart iets vergelijkbaars. Ondanks haar geweldige baan, haar bijna afgeronde proefschrift en het feit dat ze heel gelukkig is, is ze in de ogen van velen zonder partner niet compleet. Haar leuke leven ten spijt heeft ze altijd wat uit te leggen. “Ik heb geen man, dus ben ik sneu”, vatte ze het laatst nuchter samen. Haar fijne leven is niet genoeg, kán niet genoeg zijn.

Vanwaar toch die haast en die preoccupatie met - vaak genoeg niet-bestaande - verlangens van anderen? Enig kinderen zijn allang geen buitenaardse wezens meer en het aantal gezinnen dat een andere samenstelling heeft dan man-vrouw-en-twee-kinderen, neemt gestaag toe. Waarom dan toch die behoefte om mensen op het standaard pad te willen sturen?
Ik weet het niet, en denk ook niet dat ik het antwoord ooit zal krijgen. Het is waarschijnlijk iets dat onlosmakelijk verbonden is met het krijgen van kinderen, net zoals poepluiers en spuugvlekken in mijn kleding. Dus haal ik bij hints naar ‘de volgende’ tegenwoordig mijn schouders op en mompel iets vaags instemmends, zoals ik later waarschijnlijk ook zal doen als mijn dochter een denkbeeldig vriendinnetje heeft of beweert dat haar pop écht geplast heeft. En lees haar maar weer eens voor uit het boek van Rupsje Nooitgenoeg.

Laatst sprak ik erover met een leidster op het kinderdagverblijf, die mijn fascinatie over het gevraag naar de volgende bleek te delen. Bij haar bleef een zeer gewenste tweede zwangerschap echter jarenlang uit, waardoor de bekommernis van haar omgeving voer ‘de volgende’ voor haar naast vermoeiend, vooral heel erg pijnlijk waren. Maar toen vrij snel na nummer twee een derde baby zich aankondigde, en ze verwachtte dat in haar omgeving minstens de vlag zou uitgaan, trof haar een nieuwe verrassing. De meest gehoorde reactie: “Waaat, ben je alwéér zwanger?”
Die volgende was er dan weer nét eentje teveel.

Dit artikel is woensdag 5 november gepubliceerd in NRC Next