Pagina's

woensdag 20 oktober 2010

Dat hebben wij weer

Twee dames zitten in het Filmhuis. De film is koud gestart, of er flitsen wat felle kleuren over het scherm, gevolgd door een groot zwart Niets. Het beeld is er even mee opgehouden. Zegt de ene dame tegen de ander: “Jeetje, dat hebben wij weer”.
Deze zin bevat drie stellingen. 1: dat is ons vaker overkomen, en nu gebeurt het WEER. 2: dat overkomt ons, en niemand anders. 3: wat zijn wij toch een pechvogels, we kunnen niet eens even rustig naar de film of ongeluk valt ons ten deel.
Aangezien ik over het eerste punt feitelijk geen uitspraken kan doen omdat ik het verloop van het filmbezoek van de dames niet ken, noch over punt 3, omdat ik niet op de hoogte ben van de levensloop en het daarmee gepaard gaande ongeluk van de dames in kwestie, beperk ik me bij het onderuit halen van hun stelling tot punt 2. En dat is heel gemakkelijk: ook ik, mijn man, en met ons nog een tot de helft gevulde filmzaal viel dit ‘ongeluk’ ten deel. Ongeluk dat nog geen vijf minuten duurde overigens, waarna de film vrolijk verder ging waar hij was gebleven.

Afgezien van de feitelijke onjuistheid, is het vooral de algehele teneur van de stelling die mij mijn tenen doet krommen iedere keer als ik hem hoor. En dat zijn vele keren, voornamelijk uitgesproken door mensen van wie ik met behoorlijke zekerheid kan zeggen dat zij er bepaald geen ongelukkig leven op na houden. Maar een wegopbreking, een lange rij bij de kassa, een uitverkochte film of zelfs een regenbui is voldoende om mensen die gewraakte zin op klagende zin te doen uitspreken. Wat zijn we toch zielig, wij hebben ook altijd pech.

Mijn ex-vriend koesterde om dezelfde reden een dergelijke aversie tegen de titel van een hit van de band Travis: ‘Why does it always rain on me’. “Wat een jankerd, ik zou willen dat die regenbui eens alleen op hem viel en de rest van de wereld droog bleef”, bromde hij steevast bij het horen van het betreffende liedje.

Misschien schuilt in deze reactie wel de sleutel naar de oplossing van onze in mijn ogen mysterieuze voorliefde voor de gewraakte zin.
Misschien is het wel het feit dat we heel goed weten dat niet alleen wij getroffen worden door stroomstoringen, slecht weer en andere ellende, dat ons doet verzuchten dat dit nou precies ons weer moet overkomen. Want het erkennen daarvan vermindert onze kans op medelijden van derden. Daarom proberen we zoveel mogelijk duidelijk te maken dat we zelf toch echt wel een stukje zieliger zijn dan anderen, omdat ons die pech keer op keer, steeds weer, ten deel valt. Want door onszelf als eeuwige pechvogels te bestempelen, halen we uit al die narigheid in ieder geval nog iets positiefs: het recht om te klagen en ons te koesteren in het medelijden dat we met het geweeklaag hopen op te wekken. Dan heeft die onderbroken film in ieder geval niet voor niets het perfecte avondje uit van de dames in het filmhuis verstoord.

maandag 4 oktober 2010

Getrouwd: Flappie en Vlekkie, hoera!

Onze neiging om onze honden en katten als mensen te zien, gaat soms wel erg ver

Door Suzanne van den Eynden, gepubliceerd in nrc next op dinsdag 5 oktober 2010

“Dierenmishandeling wordt harder aangepakt, onder meer door 500 animal cops”, meldt het nieuwe regeerakkoord tussen VVD en CDA. Heel goed. Dierenmishandeling is vreselijk en daar moet hard tegen opgetreden worden.
Maar de politie is toch een bij uitstek voor mensen ingesteld orgaan. Dat de politie haar werkterrein nu moet uitbreiden naar de dieren, past in de trend in Nederland om dieren te vermenselijken.
Zo ontving ik laatst een geboortekaartje. Op de voorkant prijkte een grote grijnzende kater, en de woorden: ‘Poekie de kat is blij, want hij heeft er een vriendje bij.’
Niet de trotse ouders of het blije broertje en zusje, maar het huisdier kreeg hier de eer om de komst van het nieuwe gezinslid aan te kondigen. Ouders, broer en zus kwamen pas aan de binnenkant van het kaartje om de hoek kijken. Hiermee moest ik onder ogen zien dat het ondenkbare niet meer te ontkennen valt: het huisdier vermenselijkt.
Natuurlijk, in tijden van onzekerheid is de mens sterk geneigd terug te grijpen op betrouwbare, vaste waarden in het leven. Bij een economische crisis koesteren we waar mogelijk ons vaste contract. De huizenmarkt stort in? We blijven voor de zekerheid maar zitten waar we zitten, al is het drie hoog achter. En in een wereld waarin ‘ontvrienden’ aan de orde van de dag is, en we dagelijks bij het openen van onze online netwerksites maar weer moeten afwachten of ons vriendenaantal niet is afgenomen, grijpen we terug op de enige relatie die onvoorwaardelijk kan worden genoemd: die met het huisdier.
De enige echte vriend voor het leven. De enige waarvan we zeker weten dat deze de vriendschap niet verbreekt, die nog weet wat eeuwige trouw inhoudt, en die als enige tegenprestatie wenst om gevoederd, geaaid en eventueel uitgelaten te worden.
Maar dit laatste is niet voldoende meer, zo wordt mij inmiddels steeds duidelijker. Tenminste: voor de huisdierenbezitter dan. Gezien de bovenmenselijke vermogens tot liefde en trouw waar het dier toe in staat is, maakt het beschouwen van het huisdier als ‘slechts’ een knuffelmaatje dat aan ons dient te gehoorzamen, blijkbaar niet voldoende duidelijk hoe gek we erop zijn. Met als gevolg dat dieren in toenemende mate behandeld worden als menselijk wezen - met alle rechten, privileges en vermogens van dien.
Zo ontving ik ooit een trouwkaart waarop namens de hond het voorgenomen huwelijk tussen de twee geliefden werd aangekondigd. Ik ken hyvesgebruikers die bij wijze van profielfoto een afbeelding van een huisdier op hun pagina hebben staan. Op rouwadvertenties is in het lijstje van nabestaanden regelmatig een afdruk van een honden- of kattenpoot te vinden. Ooit kwam ik zelfs een rouwadvertentie exclusief voor de overleden hond tegen. Alleen het zinnetje onderaan, ‘Bello hield van Felix hondenbrokken’, ontbrak nog.
Waar relaties met menselijke vrienden die te hard op het persoonlijke budget drukken (nooit een rondje geven bijvoorbeeld) meestal een stille dood sterven, geldt dit niet voor het huisdier. Een kennis met financiële problemen schopte me nog net niet voor mijn schenen toen ik voorzichtig aankaartte dat haar budget er een stuk rooskleuriger voor zou staan zonder haar twee bejaarde katten, waar ze gemiddeld eens per maand een forse dierenartsrekening voor kon ophoesten. Hoe durfde ik. Die katten waren haar alles. Dat ze voor iedere onvoorziene uitgave geld moest lenen, en regelmatig brood met pindakaas als avondmaaltijd nuttigde, deerde haar niet.
Een van de weinige zaken die huisdieren vandaag de dag nog van mensen onderscheidt, is het feit dat dieren in tegenstelling tot mensen gevrijwaard lijken van alle plichten en fatsoensnormen die menselijke wezens elkaar maar al te graag opleggen. Geluids- dan wel stankoverlast, ongewenste aanrakingen, het betreden van privéterrein; we pikken het over het algemeen van niemand.
Honden en katten genieten echter een status aparte waar het fatsoen betreft. De meeste ouders zouden hun kinderen wel tot de orde roepen wanneer het op een wildvreemde af zou stormen, op een terras van tafel naar tafel zou scharrelen en drankjes om zou gooien. Maar als ik tijdens een strandwandeling wordt besprongen door een groot, en in mijn ogen eng exemplaar, en ik aan het baasje laat weten hier niet van gediend te zijn, kan ik een snauw krijgen. Hoe durf ik Rambo niet leuk te vinden. “Hij doet niets hoor.” Hondenvrij seizoen op het strand? Afgelopen zomer ging geen enkele strandpicknick niét vergezeld van een rondstruinende viervoeter, die zijn zinnen had gezet op mijn brood met tapenade. De baasjes stonden erbij en keken ernaar. De twee buurhonden – bepaald geen pekineesjes - van vrienden van me hadden de ontluisterende gewoonte hun behoefte in de eigen tuin te doen, waarvan de odeur zich niet beperkte tot de grenzen van de tuin van de baasjes. Menig tuinmoment van mijn vrienden werd bedorven door de penetrante walm van verse hondenuitwerpselen.
Nog nooit heeft het huisdier het beter voor elkaar gehad dan anno 2010. Het geniet menselijke privileges, het mag alles en dient door een ieder geliefd of tenminste geaccepteerd te worden, en heeft zelfs een politieke partij dat voor zijn belangen opkomt.
Als de vermenselijking van het huisdier in dit tempo doorgaat, is het wachten een geboortekaartje van een zojuist ter wereld gekomen pup. Of een uitnodiging voor het trouwfeest van Vlekkie en Flappie.
Maar ook op de dag dat een internetondernemer met LinkCat en FaceDog op de proppen komt. En dan zal onherroepelijk blijken dat niets menselijks het huisdier vreemd is, zelfs ‘ontvrienden’ niet. En het kan toch nooit de bedoeling zijn geweest dat we straks ontvriend worden door onze eigen huisdieren?
Om dit risico te vermijden, is het wellicht verstandig om de mens-dierverwarring een halt toe te roepen, en dieren gewoon weer te beschouwen als trouwe makkers die gevoerd, geaaid en – in vredesnaam, aan de lijn! - uitgelaten moeten worden. Met de rechten en plichten die bij diéren horen. En zonder privileges waar zelfs mensen jaloers op kunnen zijn.