Pagina's

zondag 24 november 2013

Met zijn tweeën



‘Dit is Suzanne. Zij is nu met zijn tweeën, leuk he?’ Zo stelde een collega mij aan haar vriend voor. Zijn blik gleed naar mijn buik, waar op dat moment nog weinig te zien was van ‘die ander’ in mij. Inmiddels is het trappelende wezentje dat in mij groeit niet alleen voor mij, maar ook voor de buitenwereld duidelijk waarneembaar. Mijn buik is bol, ik draag zwangerschapskleding, bezoek kijkt eerst naar mijn buik en dan pas naar mijn ogen, zelfs de ogen van mensen op straat richten zich enkele etages lager. Ik ben in verwachting. Ik ben zwanger. Ja, er is iets anders aan mij. Maar in hoeverre strekt die verandering zich uit naar mijn ‘zijn’, mijn wezen? Ben ik, behalve zwanger, ook wezenlijk anders? Is “ik” anders, nu ik met zijn tweeën ben?

Deze vraag laat mij niet los sinds de opmerking van mijn collega. Ik zie mijzelf keuzes maken waarvan ik een paar jaar geleden nog zei: over mijn lijk. Wonen in een kindvriendelijke woonwijk? Dat bén ik niet, riep ik vijf jaar geleden toen mijn man en ik op zoek gingen naar een huisje voor ons samen. Een appartement moest het worden, dicht bij zee, op korte afstand van de stad. Een huis met een tuin? Burgerlijk, vond ik.

Over vijf dagen krijgen we de sleutel van ons twee-onder-een-kap huis met tuin en garage in een kindvriendelijke wijk in een gemeente die een zesde meet van mijn huidige woonplaats Den Haag.

Een verandering die is ingegeven door de feitelijke omstandigheden van het kleine wezentje in mijn buik. Een verandering die zonder die omstandigheid misschien niet had plaatsgevonden. Een verandering die nog steeds voelt alsof hij los van mij staat, net als alles wat ik hoor en lees in voorbereiding op de aanstaande bevalling en het moederschap.
Maar hoewel mijn lijf zwanger, doet mijn hoofd daar nog niet volledig aan mee. Altijd geloofde ik in een onlosmakelijke verbondenheid van lichaam, geest en ziel, maar sinds die zwangerschapstest een positieve uitslag liet zien, ben ik daar niet meer zeker van. Ja, wel in die zin dat mijn geest keuzes maakt die gebaseerd zijn op mijn lichamelijke toestand. Maar in alles wat ik doe herinneren alleen de schopjes, en het bukken dat wat moeizamer gaat, mij er aan dat er een mensje in mij groeit. Ik fiets naar het station, haal koffie, lees de krant, doe mijn werk en maak me druk over zaken waarop ik geen invloed heb alsof dat wezentje helemaal niet bestaat. In dat korte ogenblik tussen gewekt worden en daadwerkelijk ontwaken, is het er zelfs even niet. Als de baby niet schopt en ik niet in een heldere staat van bewustzijn verkeer, is de zwangerschap even geen onderdeel van mij. Ik ‘voel’ het niet, al is het er onmiskenbaar.

Aristoteles beschreef verandering als de overgang van potentie naar actualiteit. Volgens die beschrijving zouden de grote veranderingen waar ik voor sta – verhuizing naar een andere stad, het moederschap – al ergens sluimerend aanwezig zijn geweest, om nu omgezet te worden naar de actualiteit. Waar ik riep nooit in een burgerlijke woonwijk te willen wonen en hoe lief mijn vrijheid mij was, was een gezin blijkbaar altijd mijn echte stille wens, met een huis dat de praktische omstandigheden biedt om deze wens te realiseren. Waren al mijn vragen – wil ik het, kan ik het, wat mis ik als ik het niet doe en wat loop ik mis als we er wél voor gaan – slechts buitenkant, een farce, verzonnen twijfels of hoe het ook te noemen, en wist ik diep van binnen al welke weg ik wilde inslaan. Actualiseert de zwanger- en straks het moederschap een potentie die niet alleen biologisch, maar ook psychologisch al in mij verscholen lag.

Mijn uiterlijk is anders, mijn definitie heeft een toevoeging gekregen (‘zwanger’), ik krijg er straks een taak bij en ik maak keuzes die ik anders niet maakte. Ik voel me echter nog precies dezelfde. Het is daar waar het wringt, waar lichaam, geest en ziel elkaar nog niet gevonden hebben. Waar mijn geest vanwege mijn lichaam weet hoe fijn dat grote huis in die woonwijk straks zal zijn, maar mijn ziel – het of het driftleven van mijn ziel, zoals Plato het zou noemen - hunkert naar mijn huidige leventje in de stad, naar mijn grootse plannen en ambities, naar de verhalen die ik wil maken en dat boek dat ik wil schrijven dat reizen vergt, en waarvan ik me door geen baby of woonwijk wil laten belemmeren. Waar mijn lichaam voorbereidingen treft voor de blijkbaar onvermijdelijke veranderingen, en mijn geest dit goedkeurt, krimpt mijn ziel plotseling ineen bij het besef dat mijn stadse leven over drie weken ophoudt.

Bén je je gedrag? Je keuzes? De veranderingen waartoe je beslist? Zo ja, dan ben ik wezenlijk veranderd, is 'ik' niet meer dezelfde als een maand of zes geleden. Maar ik hoop toch dat ieder mens een puur stukje ‘wezen’ heeft dat ongeacht de omstandigheden de kern blijft vormen van wie hij of zij is. Een puur deeltje, robuust, als een roomblanke pit, die diep vanbinnen onaangetast al die goede en minder goede dingen bevatten die een persoon tot zichzelf maken, waarvan omstandigheden en aangeleerde (slechte) gewoontes er als een soort schil af te pellen zijn, waardoor een onbespoten 'zijn' overblijft. Een stukje waar  baby, woonwijk of vertrek uit mijn geliefde stad niets aan veranderen. Een stukje dat ‘mij’ blijft, ook al ben ik met zijn tweeën.

Iets wat mij overigens, ook niet onbelangrijk, heel gelukkig maakt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten