Pagina's

woensdag 4 maart 2015

'Maar jij bent altijd zo vrolijk!'

‘Het allermoeilijkste was de schijn ophouden’, zegt ze tussen twee slokken thee door. Op haar werk, waar ze een stevige leidinggevende positie heeft. Tegenover familie en vrienden. En op yoga, waar ook ik met open ogen in de schijn was getrapt die ze ophield als was ze een volleerd actrice. Vol bewondering keek ik iedere week naar deze knappe, ogenschijnlijk zo krachtige vrouw, die de yogaoefeningen uitvoerde met een souplesse waar ik alleen maar van kon dromen. Die straalde, sprankelde en de spil vormde van de vaste groep die wekelijks naar dezelfde les kwam. Die de met haar carrière, haar welbespraaktheid, haar spontaniteit, haar man en bloedjes van kinderen de verpersoonlijking leek van een geslaagde, gelukkige vrouw.

Leek.

Tijdens een kop thee in haar prachtige, onder architectuur gebouwde vrijstaande huis vertelt ze me – we hebben allebei onze mamadag en had me uitgenodigd, iets waar ik me stiekem vereerd door voelde – over de stress die zij en haar partner hebben gehad tijdens de bouw van hun huis. Allebei waren ze namelijk hun baan kwijtgeraakt, zijzelf op de eerste werkdag na haar zwangerschapsverlof. Gelukkig hadden ze allebei weer wat nieuws gevonden, naar hun zin, zelfde goede salaris. ‘Dus nu kunnen jullie alsnog heerlijk van het huis genieten’, vraag ik retorisch. ‘Nou…’ aarzelt ze. ‘Niet echt.’ Ik keek haar niet-begrijpend aan. ‘Sinds de geboorte van mijn jongste ben ik depressief. Postnatale depressie.’ De jongste, inmiddels anderhalf, stopt argeloos nog een stuk brood in haar mondje. ‘Jij, depressief?’ flap ik er uit. ‘Maar jij bent altijd zo vrolijk!’ ‘Ja, ik kan goed doen alsof’, lacht ze bitter. ‘Dat kost nog de meeste energie. Maar een tijd lang wilde ik alleen maar dood. Overdag deed ik alsof er niets aan de hand was, maar ’s avonds stortte ik in en lag ik urenlang op de grond te huilen. De zomervakantie was verschrikkelijk. Ik kon alleen maar huilen en in bed liggen. De kinderen begrepen er natuurlijk niks van en mijn man op een gegeven moment ook niet meer. Ik wilde het zelf oplossen en zocht geen hulp. Wilde het ook niet toegeven. Toen ik er echt bijna een einde aan maakte, heeft mijn man me aan mijn haren naar een psychiater gesleept. Toen heb ik het ook verteld, op mijn werk en aan familie en vrienden. Iedereen sloeg steil achterover. Nu heb ik medicijnen en gaat het beter hoor. Eindelijk. Gelukkig maar. Ik ken hier in de buurt nog maar zo weinig mensen, dus toen ik hoorde dat jij ook nieuw bent hier, dacht ik: ik moet haar een keer uitnodigen. Zodra ik me iets beter voelde, heb ik dat gedaan. Wil je nog thee?’

Als ik vertrek, omhels ik haar en we spreken af vaker op de woensdagen samen wat te ondernemen.
Ik loop weg met het gevoel er een vriendin en een bevestiging van een aloude levenswijsheid bij te hebben. Niets is wat het lijkt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten