Pagina's

vrijdag 2 januari 2015

Door onze half geopende ogen keken we elkaar aan

Door onze half geopende ogen keken we elkaar aan, mijn 9 maanden oude baby en ik. Zij vanwege de griep, oog- en oorontsteking die haar al dagen teisterden. Ikzelf door de narcose waaruit ik net was ontwaakt. Mijn man bracht ons dochtertje dichter bij me en ik zoende haar op haar koortsige wangetjes. Ze lachte flauwtjes, staarde naar het infuus in mijn arm, trok aan een snoertje dat uit de tv boven het ziekenhuisbed kwam. Ik wilde haar vasthouden, knuffelen, aaien, haar verzekeren dat alles weer goed zou komen; het enige dat een moeder wil doen als haar kindje ziek is. Ik wilde troostend met haar door de kamer lopen, de liedjes zingen waarvan ik wist dat ze rustig zou worden. Een boekje met haar lezen om haar wat af te leiden. In plaats daarvan moest ik haar op veilige afstand van de operatiewonden houden en de zorg voor haar overlaten aan mijn man en in de haast opgetrommelde ouders.
De avond waarop haar temperatuur de 40 graden aantikte, haar huilbuien feller en langduriger werden en vastgehouden worden het enige was dat haar tijdelijke verlichting kon geven, begonnen de steken in mijn buik die de aanwijzing bleken te zijn van een fikse blindedarmontsteking. Terwijl ik er alleen maar voor haar wilde zijn, had ik alle kracht nodig om mijn eigen pijn te verbijten totdat de verlossende diagnose was gesteld. Terwijl zij haar eerste antibiotica toegediend kreeg, werd ik de operatiekamer binnen gereden. En terwijl zij na eindelijk weer een nacht goed slapen koortsvrij ontwaakte, werd ik ontslagen uit het ziekenhuis met de mededeling dat ik tot de controleafspraak over twee weken niet mocht tillen – ook niet mijn bijna 8 kilo zware baby.

En hoe blij ik ook was haar weer te zien, door de operatie en de antibiotica was haar aanwezigheid de eerste dagen thuis eerder een beproeving dan prettig. Terwijl mijn dochter meer dan aandacht nodig had dan ooit, kon ik niet anders dan voornamelijk met mezelf bezig zijn.Schuldgevoel, pijn en koorts streden om aandacht in mijn lichaam dat vocht tegen de bacterie die de artsen in mijn buik hadden gevonden. Mijn dochter knapte intussen zienderogen op en ging het al volkomen normaal vinden dat haar vader bed, bad en brood voor haar regelde. Ze lachte wel naar me, maar niet meer dan dat; ze leek te voelen dat ze voor haar broodnodige portie knuffels, hoog-de-lucht-in-optillen, gek doen en lichamelijke verzorging niet bij mij terecht kon. Het was goed voor dat moment; als ze maar beter werd. Maar wat was het leeg.

Een paar dagen later voelde ik me ineens beter. Mijn koorts was weg, mijn hoofd voelde helder en ik hoorde mezelf aan mijn man vragen of hij de ochtendfles bij ons in bed wilde geven, in plaats van beneden zoals hij de afgelopen dagen had gedaan. Genietend keek ik hoe mijn hongerige dochter gulzig haar pap naar binnen klokte, toen ze plotseling stopte met drinken. Met één handje duwde ze resoluut de fles weg, met de andere zette ze zich af tegen haar vader. Zo goed en zo kwaad als het ging wurmde ze zich overeind en keek langs mijn man heen, mijn kant op. Haar oogjes bijna helmaal open, haar wangen nu zachtroze van de slaap. ‘Hai meisje’, zei ik zacht. Met een brede grijns op haar gezichtje en trappelende beentjes boog ze zich naar me toe, haar handjes naar me uitgestrekt, kraaiend van plezier. Ik kriebelde in haar nekje, drukte mijn neus op haar buikje en ze schaterde het uit. En ik had het gevoel alsof ik de marathon kon lopen.

We waren er weer, mijn baby en ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten