Pagina's

maandag 24 september 2012

Blijkbaar hebben we allemaal een 'Haren' nodig

Mijn eerste vriendje woonde in Haren. Het was een gevalletje vakantieliefde op de camping in Frankrijk, waar ik als een blok viel voor zijn blauwe ogen, blonde lokken en blozende wangen. Waar hij op viel, was voor mij een compleet raadsel. Maar feit was dat hij me, na een paar dagen puberaal om elkaar heen draaien, het insmeren van elkaars rug op het strand en slowen (ook bekend als slijpen of schuifelen, afhankelijk van de regio waaruit men afkomstig is) in de campingdisco, op een avond naar mijn tent terug bracht en onze vakantieverkering officieel aftrapte met die eerste zoen.

Op wolkjes beleefde ik de rest van de vakantie. Onder de Zuid-Franse zon overbrugden we probleemloos onze talrijke verschillen: in regionale afkomst (hij Groningen, ik Zuid-Holland), in ervaring (niemand wordt als good kisser geboren – ook hij niet). opleidingsniveau (ik de versie met Grieks en Latijn, hij wat nu VMBO kader beroeps zou heten) en muziek (hij gabberhouse, ik toen nog mainstream meuk). Ze deden er simpelweg niet eens toe. We waren verliefd, op dat moment in hetzelfde land en wie zit te wachten op inhoudelijke gesprekken als je de tijd ook kunt doden met elkaars hand vasthouden en in elkaars ogen kijken?

Tranen met tuiten huilde ik toen hij als eerste van ons huiswaarts keerde, waarna ik de dagen telde tot ook wij de camping, waar zonder hem geen bal meer aan was, zouden verlaten. De eerste met aftershave besproeide brief droeg ik wekenlang bij me, overal waar ik naar toe ging. Nog dezelfde zomervakantie kwam hij me opzoeken in ons dorp in Zuid-Holland. Ondanks dat we op een totaal andere manier in ons prille leven bleken te staan, wist ik: de toekomst was van ons. We waren namelijk voor elkaar bestemd.

Er was echter één verschil dat niet te overbruggen bleek. Namelijk het salaris van onze vaders. De mijne was bankier, ettelijke lagen onder Rijkman Groenink en zo mogelijk nog verder onder de Balkenendenorm, maar met een inkomen dat ruim voldoende voor het financieren van onze keurige twee-onder-een-kapper. Die van hem was directeur van het een of ander. Dit ontdekte ik bij mijn eerste bezoek aan Haren, toen hij de fiets waarmee hij me van het station haalde tot stilstand bracht voor een kast van een villa, met eindeloze oprijlaan en een tuin met formaatje voetbalveld (in mijn ogen dan). ‘Wow, wat een megahuis’, riep ik met kinderlijke bewondering uit.
Het was even stil.
‘Ja’, sprak hij. ‘Toen ik jullie huis zag, dacht ik ook wel even: jeetje, is dat het nou?’
Het werd nog stiller.
En stil bleef het de rest van het weekend. Na deze opmerking openbaarden al onze met veel ijver overbrugde verschillen zich ineens open en bloot, en werd pijnlijk duidelijk dat die gedroomde toekomst in razend tempo in duigen aan het vallen was. Met zijn zus voerde ik meer en vooral leukere gesprekken dan met hem, en op het station vlak voor mijn terugreis beëindigden we met wederzijdse instemming, in goed overleg, onze romance.

Kijkend naar de beelden van de straten van Haren – misschien de zijne wel, wie weet – die afgelopen weekend kort en klein werden geslagen, dacht ik terug aan mijn eerste en enige bezoek aan dit inmiddels wereldberoemde dorp. ‘Haren’ is voor mij in de jaren nadien symbool geworden voor het verlies van de illusie dat liefde alle verschillen kan overbruggen, als we maar graag genoeg willen. ‘Haren’ leerde mij subtiele waarschuwingen niet in de wind te slaan. In die zin (en alleen in die) betekent ‘Haren’ het begin van mijn verloren onschuld, naïviteit en blindheid voor mogelijke problemen.
Afgelopen weekend laat zien dat meerdere mensen, misschien heel Nederland wel, helaas een ‘Haren’ nodig bleken te hebben om een vergelijkbare les te leren.
Het is te hopen dat voor hen één keer voldoende is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten