Pagina's

maandag 11 maart 2013

Punaises

Iemand vertelde de volgende anekdote. Niet letterlijk, maar ik permitteer me enige dichterlijke vrijheid.
De persoon in kwestie, ik noem hem Frits, werkte als aannemer in Zimbabwe. ‘Kom, we gaan naar links’, sprak hij op een dag tegen de calculator van de lokale vestiging van het bouwbedrijf waarmee hij samen de bouwklus moest klaren. Maar de calculator wilde helemaal niet dezelfde kant op als Frits. Per definitie niet. Of Frits nu links, rechts of rechtdoor wilde gaan: de calculator zou altijd een andere kant kiezen dan die betweterige Nederlander. Frits wist echter op basis van zijn kennis, ervaring en vooronderzoek honderd procent zeker dat ze naar links moesten. Ten einde raad vroeg hij de directeur van de vestiging in Zimbabwe om advies. Hoe moest hij nu zorgen dat het project slaagde? De directeur zei tegen Frits: ‘Je zult de calculator nooit kunnen overhalen jouw kant op te gaan. Dus loop je met hem mee, maar blijf je vlak naast hem lopen. En gaandeweg geef je hem steeds een heel klein duwtje. Heel subtiel, zodat hij het nauwelijks door heeft. Totdat je een cirkel hebt gemaakt en je de door jou gewenste bestemming hebt bereikt. Eenmaal aangekomen, zul hij zien dat je gelijk had.’
Ik was onder de indruk van deze anekdote. Voor de zoveelste keer had ik mij die week gedwongen gevoeld  een kant op te gaan waarvan ik op basis van prachtige argumentatie kon aantonen dat daar niets goed wachtte. Ik had mijn voorkeursroute besproken met anderen, die de verschillende routes vaker hadden gelopen. Ik had zelfs stappen geteld, en bijgehouden hoe vaak degenen die de in mijn ogen onlogische route wilden volgen, te laat op hun bestemming kwamen. Geen bewijs of bevestiging was echter voldoende om de wandelaars waarmee ik op pad moest te overtuigen van mijn adviesroute, ook niet door de keren dat achteraf hun ongelijk werd bewezen. Met de nieuw opgedane wijsheid uit de Frits-anekdote voelde ik me sterk: met kleine duwtjes zou het voortaan vast wel lukken om op momenten dat ik zeker was van mijn zaak, de ander mijn kant op te sturen. 

Waar ik geen rekening mee had gehouden, en wat Frits blijkbaar bespaard was gebleven, was dat mijn spel haarfijn werd doorzien. Bij de eerstvolgende moeizame wandeling had degene met wie ik geacht werd de weg af te leggen, mijn subtiele geduw niet alleen onmiddellijk door, maar begon hij ook terug te duwen. Een stuk harder én slimmer dan ik. Fysiek had ik hem met moeite aan moeten kunnen. Als vlinderslagzwemmer is met mijn schouders niets mis. Maar ik was niet berekend op de kleine, onzichtbare wapens die hij tevoorschijn toverde op momenten dat ik begon te duwen. Aan zijn schouders had hij punaises bevestigd die steeds als ik tegen hem aanduwde, fel in mijn schouders prikten. Voor niemand zichtbaar, maar des te voelbaarder voor mij. De wandelstok die hij bij zich droeg tijdens het lopen, zette hij af en toe tussen mijn voeten zodat ik struikelde. Soms fluisterde hij me recht in mijn gezicht toe: "Ik weet waar je mee bezig bent. Als je maar niet denkt dat je mij van mijn pad af kunt brengen."
Noch zijn gedrag, noch mijn verwondingen – blauwe enkels, bloedende schouders – waren voor omstanders zichtbaar. Wel werd steeds maar hardop gevraagd waarom we er nu zo lang over deden om de eindstreep te halen en waarom zowel ik als mijn medewandelaars er aan het einde zo ongelukkig uitzagen. Waar lag dat toch aan? Twijfels begonnen te rijzen. Ten aanzien van mij. Ten aanzien van mijn route en de haalbaarheid van de eindbestemming. Ik twijfelde mee, harder dan dan de rest. Wie was ik nu eigenlijk helemaal om te pretenderen dat ik de wijsheid ten aanzien van de juiste route in pacht had. Het feit dat die wijsheid bevestigd werd door de vele meer ervaren wandelaars die ik had geraadpleegd, maakten voor mijn twijfels geen verschil.
Hoe dit verhaal afloopt? Joost mag het weten. Of liever gezegd, Frits.  Ik hoop dat hij een antwoord heeft, wanneer ik weer bij hem te rade ga. Natuurlijk heb ik zelf nagedacht over oplossingen. Zoals het bevestigen van punaises aan mijn eigen schouders. Of het meenemen van een wandelstok met een akelige punt. Tegelijkertijd weet ik dat dit niet alleen inefficiënt is, maar ook dat ik dit niet durf. Of wil.

Er moeten toch andere wegen zijn om de wandeling voor beide lopers te veraangenamen én te verkorten. Heel lang kan de juiste oplossing niet op zich laten wachten. Die omwegen beginnen aardig in de papieren te lopen.

Bovendien ben ik door mijn voorraad pleisters heen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten